In een recente uitspraak van Rechtbank Noord-Nederland volgen enkele interessante overwegingen met betrekking tot het toepassen van de zogenoemde ‘kruimelgevallenregeling’. Het college van burgemeester en wethouders van gemeente Veendam, hierna: de gemeente, past artikel 4, lid 1 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht, hierna: het Bor, toe voor het bouwen van een crematorium op een begraafplaats. De rechtbank komt hier tot de conclusie dat dit niet zomaar kan, omdat:
- geen aansluiting is gezocht bij de terminologie van het Bor;
- geen sprake is van een hoofdgebouw, en;
- geen sprake is van een functionele verbondenheid.
Geen aansluiting terminologie Bor
Om een omgevingsvergunning te verlenen op grond van artikel 4, lid 1 van bijlage II bij het Bor moet sprake zijn van een ‘bijbehorend bouwwerk’ in de zin van het Bor. Volgens artikel 1 van dezelfde bijlage mag hieronder ook worden verstaan het uitbreiden van een hoofdgebouw. De bijlage definieert een ‘hoofdgebouw’ als volgt: ‘een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst zijn.’ De gemeente heeft echter voor deze terminologie aansluiting gezocht bij de definities van het bestemmingsplan. De rechtbank oordeelt hier klip en klaar: dat mag niet.
Geen sprake van een hoofdgebouw.
Vervolgens stelt de rechtbank zichzelf de vraag of dan sprake is van een hoofdgebouw in de zin van het Bor. Hierover overweegt de rechtbank dat de betrokken gronden uitsluitend bestemd zijn voor een begraafplaats en niet voor andere (uitvaart)activiteiten. De rechtbank is daarom van oordeel dat het verwezenlijken van deze bestemming niet noodzakelijk is om een hoofdgebouw op te richten, nu een begraafplaats zonder enig gebouw kan functioneren. Dit geldt eveneens voor bijbehorende voorzieningen volgens de rechtbank.
Omdat er geen gebouwen nodig zijn voor het verwezenlijken van de bestemming, is geen sprake van een hoofdgebouw in de zin van het Bor.
Geen sprake van een functionele verbondenheid
Aansluitend overweegt de rechtbank de kwestie omtrent functionele verbondenheid in de zin van het Bor. Dit is aan de orde als het gebruik van een gebouw planologisch gerelateerd is aan het gebruik van het hoofdgebouw. De rechtbank passeert voor het gemak even de vraag of in dit kader sprake is van een hoofdgebouw om alsnog een oordeel te kunnen geven over de functionele verbondenheid.
Nu een crematorium zelfstandig gebruikt kan worden – los van een aula of ander gebouw – is voor de rechtbank afdoende om te oordelen dat geen sprake is van een functionele verbondenheid in de zin van het Bor.
Conclusie
Deze uitspraak verschaft vooral de bekende kaders voor het toepassen van artikel 4, lid 1 van bijlage II bij het Bor. Er moet aansluiting worden gezocht bij de terminologie van het Bor. Bovendien dient de gemeente goed te onderzoeken of een specifieke casus passend is binnen deze kaders. Dat blijkt eens te meer uit deze uitspraak, waar de rechtbank de ‘kruimels’ moest opvegen.