Op 1 januari 2024 traden de langverwachte Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking. Deze nieuwe wetgeving brengt een golf van veranderingen met zich mee, waaronder implicaties voor lopende handhavingsprocedures. De vraag welk recht van toepassing is bij handhavingszaken die nog lopen ten tijde van de inwerkingtreding van de Omgevingswet, staat dan ook centraal in deze blog.
Wat speelde er?
In een recente uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel wordt duidelijk dat het oude recht van toepassing blijft op verzoeken om handhaving die vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn ingediend.1 Verzoekers stellen dat de last onder dwangsom onterecht is opgelegd op basis van de Omgevingswet, aangezien het handhavingsverzoek dateert van vóór 1 januari 2024. Deze beslissing is gebaseerd op artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet. Dat stelt dat het recht wat gold vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet van toepassing blijft, tot het besluit op de aanvraag onherroepelijk wordt. Dit betekent dat de beoordeling van handhaving plaatsvindt volgens de regels en wetten die golden op het moment van de overtreding.
Evenwel, bij de beoordeling of een handhavingsbesluit in stand kan blijven, dient niet alleen gekeken te worden naar de wetgeving op het moment van de overtreding, maar ook naar de wetgeving die geldt op het moment van de besluitvorming. Dit is aan de orde in een geschil waarbij de handhavingstrajecten betrekking hadden op het aanbrengen van walbeschoeiing en laadpalen. Er ontstond onduidelijkheid over onder welke bestemmingen deze vielen en welke planvoorschriften van toepassing waren. Bovendien werd vastgesteld dat verweerder verzoekers niet de mogelijkheid had geboden om een zienswijze in te dienen tegen het voorgenomen besluit, wat leidde tot onzorgvuldige besluitvorming.
Wat oordeelde de rechter?
De voorzieningenrechter oordeelt dat het belang van verzoekers zwaarder weegt dan het belang van handhaving, mede vanwege de onzorgvuldige voorbereiding van het besluit en de onduidelijkheid over de overtreding. Hoewel de Omgevingswet niet kan worden toegepast, is deze wel relevant in het kader van de belangenweging.
Het overgangsrecht in de Invoeringswet Omgevingswet voorziet in specifieke regels voor lopende handhavingstrajecten. Artikel 4.23 van deze wet bepaalt dat in beginsel het oude recht van toepassing blijft op sanctiebesluiten die zijn opgelegd vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet, totdat het sanctiebesluit onherroepelijk is geworden. Dit betekent dat het oude recht blijft gelden gedurende de gehele handhavingsprocedure, inclusief bezwaar- en beroepsprocedures.
Het is hierbij van belang om bij de beoordeling van het besluit op bezwaar niet alleen te kijken naar de overtreding onder het oude recht, maar ook naar de situatie onder het nieuwe recht. Als de overtreding die onder het oude recht bestond, gelegaliseerd is onder het nieuwe recht, is dit aspect toch van belang in het kader van de evenredigheid bij het nemen van een besluit in bezwaar.
De keuze voor eerbiedigende werking van het oude recht in lopende handhavingszaken onder de Omgevingswet is expliciet gemaakt door de wetgever, afwijkend van de jurisprudentie die normaal gesproken een ex nunc-toetsing voorschrijft in een bezwaarprocedure. Dit houdt in dat bij de beslissing op bezwaar rekening wordt gehouden met het recht dat gold ten tijde van het nemen van het besluit, tenzij uit de wet of de aard van het besluit anders voortvloeit.
Conclusie
Kortom, bij handhavingszaken die nog lopen op het moment van inwerkingtreding van de Omgevingswet, blijft het oude recht van toepassing tot het sanctiebesluit onherroepelijk is geworden. Deze benadering biedt rechtszekerheid en voorkomt onnodige wijzigingen in de spelregels tijdens lopende procedures.
Het blijft echter de vraag of het handhaven van een last, terwijl de Omgevingswet de overtreding heeft gelegaliseerd, onevenredig is. In een dergelijke situatie zou het redelijk kunnen zijn om de last in te trekken.
De inhoud van deze blog is algemeen van aard. Er kunnen geen rechten aan worden ontleend.